Warmtebeeldcamera’s voor de controle op coronasymptomen aan de poort van de fabriek of het warehouse. Is dat de aangewezen methode om koorts te meten? Mag dat zomaar of telt privacy zwaarder dan veiligheid op de werkplek? Het is nog maar de vraag wat juridisch gezien door de beugel kan. Ook nu het coronavirus de hele wereld in zijn greep heeft.
Er is ineens veel vraag naar warmtebeeldcamera’s, zo constateert Idis Nederland, dat gespecialiseerd is in cameratechnologie. Het bedrijf vermoedt dat de vraag is ontstaan, doordat deze thermische camera’s redelijk nauwkeurig kunnen aantonen of iemand het extra warm heeft en dus mogelijk koorts. Maar dat is niet toegestaan, zo waarschuwt de cameraspecialist. De behoefte van mensen zichzelf te beschermen door met een warmtebeeldcamera ‘oververhitte’ mensen te onderscheiden, mag niet zomaar. Je hebt hier namelijk te maken met privacywetgeving.
In de basis is cameratoezicht altijd een inbreuk op iemands privacy. Het meten van de temperatuur van iemand valt ook onder het verwerken van persoonsgegevens. Dat levert dus direct een probleem met privacy op. Daarnaast is het zo dat er diverse redenen kunnen zijn dat iemand het warm heeft: denk aan een hevige inspanning, warme kleding of nervositeit. Een directe link met het aanwezig zijn van koorts en vervolgens corona kan en mag dus niet zomaar worden gemaakt.
Meer over temperatuurmeting - kijk op arbo-online.nl
Jeroen Terstegge, deskundige op het gebied van privacywetgeving, bevestigt de problematiek: “Het is ingewikkeld. Toezichthouders in Europa spreken elkaar tegen over wat wel en wat niet mag. Van de Autoriteit Persoonsgegevens zou zo’n warmtecamera waarschijnlijk niet mogen, onder het motto: ‘alles via de bedrijfsarts’. Idem voor de Franse toezichthouder. Andere toezichthouders – zoals de Ierse – hebben minder problemen met het vaststellen van corona-symptomen aan de poort.” “De AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming, red.) vereist ‘Europees of nationaal recht’ die dit mogelijk maakt, maar de Nederlandse wetgeving hieromtrent is onduidelijk”, vervolgt Terstegge, “De maatregelen van de regering om bij coronasymptomen thuis te blijven zijn slechts dringende adviezen en geen ‘recht’ zoals de AVG vereist, zodat de rechtsbasis voor bedrijven en instellingen om gezondheidsgegevens zoals een verhoogde temperatuur van werknemers, klanten en bezoekers te verwerken lijkt te ontbreken.”
Hoe zit het met de juridische aspecten? Terstegge zegt daar dit over: “De verplichting om een veilige werkplek in te richten volgens de Arbowet in artikel 3 lid 1, met name onder b, is wellicht een rechtsbasis voor het scannen op coronasymptomen aan de poort. Voor bedrijven en instellingen die door de regering zijn aangewezen als ‘vitale processen’ en ‘cruciale beroepen’ heb je zelfs een zwaarwegend belang om wél dit soort maatregelen te nemen. Maar we zijn dit allemaal nog aan het uitzoeken. Juist als deze crisis lang gaat duren, moeten de maatregelen juridisch houdbaar zijn. Het recht op privacy bestaat immers altijd, óók in tijden van crisis. En dus moeten de maatregelen noodzakelijk en proportioneel zijn.”